Kassekien

#Hergebruik #Plantenverf #Huisgemaakte sits #Naaien #Patronen (zie ‘technieken van Zaankogerland’)

De kassekien (ook wel ‘het jak’) was in de laat-achttiende eeuwse Zaanse streekdracht decennialang in zwang, zowel in korte uitvoering (met een aangeknipte schoot tot op de bips) als in lange (met een lange schoot of geplooid rugpand tot op de knieholtes). De kassekien had driekwart mouwtjes en werd gedragen op een bovenrok (de ‘wagd’) van afwijkende stof, met een geruit of gebloemd schort erover.

De kassekien is afgeleid van de modieuze ‘casaquin’ uit de burgerdracht, een los getailleerd jak met plooischoot dat begin achttiende eeuw in heel Europa enthousiast werd gedragen in plaats van een japon. De Zaanse vrouwen liepen in wezen achter op elders heersende trends. Ook in stofkeuze, want de Zaanse kassekien werd bij voorkeur gemaakt van sits, een handbeschilderde Indiase katoen, die in de jaren tachtig van de achttiende eeuw helemaal niet meer zo hip en happening was, behalve dan in de Zaanstreek (alsmede in Hindeloopen, maar dit terzijde).

De Zaankoger jakken uit 2090 verwijzen naar de traditionele kassekiens uit de oorspronkelijke dracht, maar zijn gemaakt van goedkope stoffen en materialen (in plaats van luxueuze zijdes en handgeborduurde jacquard). De kassekiens vallen tot op de knie en zijn gevoerd met lichte katoen. De halslijn is zeer diep uitgesneden zodat een deel van het rijglijf zichtbaar is. Ook de Zaankoger kassekiens hebben een driekwart mouw: om stof te besparen en om slijtage te beperken (manchetten van een mouw die valt op de pols slijten sneller dan de zomen van een mouw die valt over de elleboog).

De lange versie van de kassekien bestaat uit slechts een paar patroondelen: twee lange voorpanden die over de zijdes heen op de rug vallen, een smal rugpand dat in verband met de aangeknipte plooischoot een naad middenachter heeft, en ingezette mouwen. De kassekien heeft geen kraag of manchetten. Alle lichaamspanden hebben een aangeknipte schoot of ‘rok’ in een halve cirkel. Als de beschikbare stof vóór het knippen niet breed genoeg is voor de complete patroondelen, wordt deze schoot apart geknipt en met een extra zoom aan de panden genaaid.

De kassekien wordt in elkaar gezet door de buitenstof en de voeringstof samen te naaien. Daarna worden de binnennaden open gestreken, aan weerszijden omgevouwen en vastgezoomd aan de voering zodat de stof niet gaat rafelen. De mouwen worden ingespeld door een assistent (huisgenoot) terwijl de draagster de kassekien-body aanheeft. Zo worden de mouwen nauwkeurig ingezet, passend bij de lichaamsvorm van de draagster. Ook bij de mouwen wordt na het stikken van de zoom de binnennaden open gestreken, omgevouwen en omgezoomd om rafelen te voorkomen. Eventuele overtollige stof wordt weggehaald of in de binnenzoom weggewerkt. De mouwen, hals, en onderkant worden eveneens gezoomd door de buitenstof over de voeringstof te vouwen en aan de voering vast te stikken.

De kassekien heeft geen sluiting. Bij het dragen worden de voorpanden aan het korset vastgespeld. De kassekien wordt dichtgemaakt door sierbanden over de borst en rondom de taille te spelden.

Zomerkassekien
Deze kassekien is gemaakt van huisgemaakte sits, een ‘budget’ doe-het-zelf-imitatie van dure ambachtelijk beschilderde stoffen uit India. De katoen is eerst gebeitst in een oplossing van galappel, waarna er een digitaal ontworpen patroon op is aangebracht met ijzernat (zwarte lijnen), meekrap en geelwortel (respectievelijk het rood en geel van de vlammen/bladeren). Het dessin is uitsluitend aangebracht op de uitgeknipte patroondelen (voordat die in elkaar werden genaaid) en niet op de volledige stof: dit bespaart tijd en moeite.

Herfstkassekien
Hier is een misfabricaat donkerblauw fluweel gebruikt dat door de handel werd afgedankt. De lichtblauwe katoenen voering is geverfd met rodekool in een sodaoplossing. De kassekien is aan de onderkant en bij de mouwen in horizontale schulpplooien gerold en vastgenaaid. Deze ‘draperieën’ maken de onderkant wat zwaarder, zodat de kassekien mooier valt. Rondom de hals is een tunneltje met trekkoord gestikt, zodat de kassekien van voren kan worden vastgestrikt. Aan het trekkoord zitten verzwaarde kleikralen met ‘gitten’ van zwart glasgruis.

Van de zomerkassekien werd eerst een papieren schaalmodel gemaakt om te kijken hoe het digitaal ontworpen dessin over het de patroondelen was verdeeld (links). De katoenen voering van de herfstkassekien werd lichtblauw geverfd met rodekool in een sodaoplossing (rechts).

In galappel gebeitste katoen gaat in een verfbad van meekrap uit Zeeland. Met dank aan Museumboerderij Goemanszorg, Dreischor.