Beuling

Een beuling is een opgevulde rol die over de heupen of boven de billen wordt gedragen om meer vorm en volume te geven aan rokken en broeken.

Op Zaankogerland heeft de beuling een tweede praktische functie: het wordt gedragen ter bescherming van de verdrinkingsdood. Zaankogerlanders die te water raken kunnen blijven drijven op hun beuling. Het model van de beuling op Zaankogerland heeft daarom een hoog symbolische waarde, met verwijzingen naar het reddingsvest, de zwemband en de drijflijn.

De beuling of heuprol (of ‘cul de Paris’, of ‘valse stuit’, of ‘kontkussen’) is een oud kledingstuk dat vanaf de 16de eeuw tot laat in de 19de eeuw werd gedragen om een modieus silhouet te creëren. In die eeuwen waren de beulingen gevuld met kurk, wol, papier of hooi. De beulingen van Zaankogerland zijn gevuld met schuimrubber dat blijft drijven op water. De buitenkant is gemaakt van fluorescerende, waterafstotende en niet-afbreekbare regenstof die speciaal voor beulingen door de eilanders worden ingekocht. In het ergste geval kan het stoffelijk overschot van een vermiste drenkeling ooit worden gevonden dankzij de feloranje kleur. De beuling wordt over het ondergoed gedragen, maar onder het overgoed – behalve als de Zaankogerlander ergens naartoe gaat in een boot. Dan wordt de beuling tijdelijk om de nek geslagen.


In vroeger tijden werd een beuling gevuld met bijvoorbeeld wol (links). Op Zaankogerland zijn beulingen gemaakt van drijvend materiaal, zoals schuimrubber met een katoenen tussenhoes (rechtsonder). De beulingen zijn mede bedoeld om de drager te behoeden voor verdrinken. Na de grote watersnoodrampen, toen het waddeneiland Zaankogerland als een van de weinige gebieden in westelijk Nederland wonder boven wonder niet overstroomde, willen de mensen van Zaankogerland met hun beulingen ook een symbolische waarde uitdragen, die van ‘nooit meer’.