Onderbroek

#Nul afval #Hergebruik #Naaien #Plooien (zie ‘technieken van Zaankogerland’)

Als het erg koud is draagt de Zaankoger vrouw een onderbroek onder al haar rokken of onder haar winterse klepbroek. Als het erg warm is, draagt ze een bijpassende onderbroek onder het zomerse onderhemd. Dit ‘hittetenue’ kan bij extreem tropische hitte als complete set worden gedragen, dus zonder korset, rok of kassekien.

De winteronderbroek wordt gemaakt uit stevig linnen waar vier gelijke, rechthoekige stukken en een rechte strook voor de tailleband uit wordt geknipt. Er blijven geen restjes over, alle stof zit in het kledingstuk. Om niet onnodig veel stof te gebruiken valt de broek op de kuit. Tot onder de kuit en zelfs tot op de grond wordt door de Zaankogerlanders als decadent en verspillend beschouwd. Die stof is niet nodig en kan aan een ander worden gegeven.

De vier panden worden aan de korte zijkanten aan elkaar genaaid en plat op tafel (of de grond) gelegd, met aan de zijkanten elk een naad, en middenvoor en middenachter twee naden op elkaar. Uit de onderkant wordt rondom de middennaden uit de dubbele stof twee driehoeken voor de broekspijpen uitgeknipt, eigenlijk een half vierkant dat schuin is doorgesneden (piramidevorm). Deze driehoeken worden aan het midden aan elkaar gestikt en als kruis tussen de pijpen gezet (met de naden ziet de broekskruis er letterlijk uit als een ‘kruis’). De pijpen worden vervolgens gezoomd. Aan de bovenkant wordt de broek geplooid en aan tailleband gestikt. Door de tailleband komt een trekkoord dat de broek dichtmaakt.

De zomeronderbroek is, net als het zomerhemd, in de lengte geplooid en in een geel verfbad van boerenwormkruid gedoopt. Deze broek heeft geen kruis: de afzonderlijke pijpen worden verbonden met een trekkoord en daarmee rond de taille geknoopt.